vrijdag 29 mei 2015

ZULLEN WE ANDERS BUITEN GAAN SPELEN ?


I know we've come a long way,
We're changing day to day,
But tell me, where do the children play?
Cat Stevens

In de tv uitzending van NPO Gezond (2013), gaat opa Bertus van der Brink met zijn kleinkinderen naar buiten. In het bos spelen ze en ontdekken ze van alles. Opa vindt dat ze hier enorm van leren. Ze leren risico’s inschatten, ontdekken of iets lukt of niet lukt, ze gebruiken allerlei zintuigen, voelen, ruiken. Als het weer erg slecht is hebben opa en oma een zolder waar kan worden geknutseld. Thuis bij hun vader en moeder zijn er computers. Moeder geeft aan er goede afspraken zijn gemaakt over het gebruik. Toch merkt ze dat de kinderen ander gedrag vertonen door het computerspel. Ze zijn gehaast bij het eten omdat ze snel weer naar hun spel terug willen. Ze maken meer en sneller ruzie. Het lijkt alsof ze moeder niet horen als ze iets vraagt. Alsof er buiten de computer niets meer bestaat.
Wat is er gebeurd met het kinderspel? Spelen kinderen nog wel buiten? Hoe belangrijk is buiten spelen? Wat is spelen eigenlijk?
De wereld verandert, en de leefwereld van kinderen verandert mee. Het denken over opvoeding en de plaats die het spelen hierbij inneemt is in de loop der jaren dus ook veranderd.

Een korte historische schets.
In de Middeleeuwen is het moeilijk om onderscheid te maken tussen spel van kinderen en spel van volwassenen. Sommige spelletjes werden zelfs in de zestiende en zeventiende eeuw nog door volwassenen gespeeld Dit kunnen we terugzien op schilderijen uit die tijd. Zoals bijvoorbeeld op het werk van Cornelis Troost , Het Blindemanspel. (Dekker, 1995)
Ten tijde van de Verlichting is er, door de veranderende pedagogische opvattingen, een andere kindercultuur ontstaan. Voorzichtig ontstonden de eerste kinderboeken en het eerste speelgoed. Het spelen en speelgoed als ook de boeken waren slechts voorbestemd voor de rijke bourgeoiskinderen. Arbeiders en boeren konden nog geen speelgoed voor hun kinderen kopen. (Vanobbergen, 2003) Tijdens de Verlichting heeft vooral de filosoof John Locke invloed gehad op het denken over opvoeding. Spelen moest vooral nog nuttig zijn en leerzaam.
We weten eigenlijk erg weinig van de belevingswereld van de kinderen destijds. Er is bijna niets over terug te vinden. In oude dagboeken wordt wel minimaal wat vermeld over spelen. Zoals Otto van Eck bijvoorbeeld, hij schrijft dat hij vaak heeft gespeeld maar hij geeft bijna nooit details waardoor men heeft aangenomen dat er nog weinig belang werd gehecht aan het spelen. (Dekker, 1995)
Eind achttiende, begin negentiende eeuw heeft vooral Jean-Jacques Rousseau een grote invloed gehad op de pedagogiek. Hij hield van de natuur en stond aan het begin van de Romantiek. Hij was een groot inspirator voor de Zwitserse pedagoog Johann Heinrich Pestalozzi en zijn Duitse collega Friedrich Fröbel.  Zij vonden dat een stukje begrensde natuur het ideale milieu was voor kinderspel. Tijdens de Romantiek verschoof het belang van het kinderspel van nuttig naar waardevol in zichzelf. (Bakker,  Noordman, Rietveld-van Wingerden, 2010)
In de tweede helft van de negentiende eeuw, begin twintigste eeuw zijn er verschillende pedagogen die een eigen mening hebben over de plaats van spel binnen de opvoeding.
Zo stelt John Dewey dat spel de bepalende activiteit in het leven van een kind is. Hij benadrukt dat spel doelloos zou moeten zijn, niet bewust en puur voor plezier. Volgens Dewey gaat het er bij opvoeden om een kind uit te lokken tot participeren in het leven. Spel is volgens hem belangrijk omdat het kind hierdoor leert over de wereld van de volwassenen. [1]
Lev Vygotsky stelt dat kinderen actief kennis zoeken maar een sociale omgeving en sociale interactie nodig hebben om zich cognitief te kunnen ontwikkelen. Spel is volgens hem hierbij een belangrijk middel om de eigen wensen te realiseren.[2]
Tot slot Piaget, hij stelt dat ontwikkeling een voortdurende actieve adaptatie van het denkvermogen aan de omgeving is. Het symbolisch spel voltrekt zich, volgens hem, tussen assimileren en accommoderen.[3]

Definitie van spel.
Maar wat is nu eigenlijk spel? Bestaat er een definitie van spel? Stuart Brown stelt dat het definiëren van spel net zoiets is als het uitleggen van een mop, de lol gaat eraf. Toch heeft hij middels een aantal eigenschappen van spel geprobeerd uit te leggen wat spel is. Volgens Brown is spel altijd vrijwillig, schijnbaar doelloos, ter vermaak (plezier), vrij van tijd (door het spel denk je niet aan tijd), verminderd bewustzijn van zichzelf (we maken ons geen zorgen meer over hoe we eruit zien), improvisatie mogelijkheden, en een verlangen om vooral door te mogen gaan met spelen.
Spel is ook niet iets wat is voorbehouden voor kinderen, ook adolescenten en volwassenen spelen. (Brown, Vaughan, 2009)
Hoewel volgens Brown spelen doelloos is, zijn veel pedagogen ervan overtuigd dat spelen een onderdeel is van leren.

De leefwereld van het kind in verandering.
Belangrijke hedendaagse pedagogen als Langeveld, Beekman, Bleeker en Mulderij hebben binnen het fenomenologisch kindonderzoek het topic ‘het kind tot zijn recht laten komen’ op de kaart gezet. Bij de specifieke leefwereld van kinderen is de eigenheid van het kindzijn niet kind specifiek, maar eigen aan kinderen en volwassenen, gezien haar bepalend karakter voor de verhouding van de mens ten opzichte van de hem omringende wereld. (Vanobbergen, 2003) Het dagelijks leven van het kind vandaag de dag is dus significant anders dan de leefwereld van het kind tijdens de Verlichting of Romantiek. 
Het is dus logisch te concluderen dat de veranderingen in de leefwereld van kinderen zich dienen te weerspiegelen in hun spelgedrag. Als ik naar mijn eigen jeugd kijk, zie ik dat daar al grote vernieuwingen plaatsvonden. Ik kan mij herinneren dat ik graag buiten speelde, stoepranden of verstoppertje maar ook verbeeldingsspelen zoals Indiaantje of  schooltje spelen. Binnen vermaakte ik mij met het poppenhuis dat opa voor mij had gemaakt of met de barbies. Wij hadden al een zwart-wit tv en ik herinner me de mooie kinderseries zoals Pipi Langkous en Pipo. Toen ik twaalf jaar werd, kreeg ik voor mijn verjaardag een platenspeler, ik was de hemel te rijk. In 1962 is het eerste computerspel gemaakt en in 1977 kwam de eerste spelcomputer op de markt. Ik herinner me mijn neef, die zo’n Atari had. Hij moest van alles programmeren voordat we het spel pack-man konden spelen. Toen ik zelf kinderen kreeg ging het allemaal nog veel sneller. De spelcomputers werden kleiner en beter. Mijn zoons wilden een Nintendo game boy, X-box, Play station, het liefst allemaal. Ook de mobiele telefoons en de laptop deden hun intrede. Het was lastig om een evenwicht te vinden tussen het spelen op de computer en het buitenspelen. Wat is pedagogisch verantwoord? Zijn computerspellen echt zo slecht? En dat buitenspelen, hoe belangrijk is dat eigenlijk? De taak van de opvoeder lijkt moeilijker en moeilijker te worden.

Computergames.
Het grootste deel van de generatie opvoeders van nu heeft zelf de opmars van de computerspellen meegemaakt. Vaak echter, hebben ze zelf als kind nog niet veel te maken gehad met deze vorm van spel. In een onderzoek over de mate waarin ouders zich zorgen maken om het game gedrag van hun kinderen springen er een aantal punten uit. Zo is ruim 1 op de 6 ouders van mening dat hun kind door het gamen te weinig tijd besteedt aan andere bezigheden. Ouders van adolescenten denken dat het ten koste gaat van het huiswerk en ouders van jongere kinderen zijn bang dat het ten koste gaat van het buiten spelen.

Ouders maken zich ook zorgen om de sociale contacten, zij zijn bang dat hun kind door het gamen te weinig met andere kinderen omgaat. (Nikken, 2003)[4] 
Verder kan gamen natuurlijk een aantal fysiologische klachten veroorzaken, zoals RSI, vermoeide ogen, hoofdpijn of rugpijn en een slaapgebrek. Zo op het eerste gezicht lijkt het er dus op dat de bezorgde ouders helemaal gelijk hebben. Maar er is een keerzijde, want naast al deze negatieve effecten van gamen, zijn er ook positieve geluiden. Zo stelt Lemmens (geciteerd in Pauw et al., 2008) dat er klinische toepassingen bestaan van computergames waarbij jonge patiënten met chronische pijnen verzachting vinden in het vertoeven in een virtuele omgeving. Verschillende studies tonen aan dat de reactietijd op visuele stimuli versnelt wanneer met games speelt.[5] En met betrekking tot sociale contacten, één van de punten waar ouders zich zorgen om maken, hebben verschillende studies aangetoond dat games ook een belangrijke sociale functie kunnen hebben en sociale interactie bevorderen. Ook geven ze aanleiding tot de vorming van nieuwe sociale netwerken. [6] Ik heb dat zelf mogen ervaren bij mijn zoons. Hoewel ik er in eerste instantie zeer huiverig voor was, kregen zij door het spelen van een computergame, mooie nieuwe vriendschappen met jongens woonachtig aan de andere kant van Nederland.

Buiten spelen.
Zijn de zorgen van deze ouders gegrond? Naar het spelen van computergames en de effecten hiervan zijn veel onderzoeken gedaan. Zo is er gekeken naar het verband tussen geweld en het spelen van games en heeft men kunnen aantonen dat op de korte termijn een verhoogde staat van opwinding ontstaat door het spelen van gewelddadige games. Over de lange termijn effecten is er echter geen wetenschappelijk bewijs om aan te nemen dat het spelen van games, agressief gedrag veroorzaakt. (Pauw et al., 2008) Dan is er onderzoek gedaan naar de verslavende werking van de games. Door het gamen komt adrenaline en dopamine vrij. Je kunt dus concluderen dat gamen een verslavend effect heeft en dat dit zelfs fysiologisch verklaard kan worden.
Waarom is buiten spelen belangrijk? Helen Tovey zegt hierover dat buiten een unieke omgeving biedt, die kwalitatief verschilt van de binnenruimte. Het biedt kinderen ruimte en een grotere mate van vrijheid om dingen uit te proberen, te exploreren en experimenteren zonder de beperkingen die een binnenruimte heeft. Ook kunnen kinderen met materialen spelen die binnen vaak niet aangeboden worden. Zoals zand of waterspel en de combinatie daarvan. (Tovey, 2011)
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de effecten van buiten spelen op kinderen.
Zo heeft het onderzoek naar het effect van buitenspelen op kinderen met Attention Deficit Disorder (ADD) aangetoond dat kinderen beter functioneren nadat zij in een natuurlijke omgeving activiteiten hebben ondernomen. (Faber-Taylor, Kuo & Sullivan, 2001)
Een onderzoek naar de relatie tussen stress en natuur bij kinderen heeft aangetoond dat kinderen die in een natuurlijke omgeving woonden, met veel groen, aanzienlijk minder stress ontwikkelden dan kinderen die in een stedelijke omgeving woonden. (Wells & Evans, 2003) In een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van TNO naar de relatie tussen een natuurlijke omgeving en overgewicht bij kinderen, wordt gesteld dat de aanwezigheid van groen leidt tot een reductie van het percentage kinderen met overgewicht met ongeveer 15 %. (Vreke, Donders, Langers, Salverda & Veeneklaas, 2006). Onderzoek heeft zelfs aangetoond dat het uitzicht op groen, voor kinderen al genoeg is om beter met stressvolle situaties om te gaan. Ook is aangetoond dat fysieke beweging goed is voor de hersenen. Twintig minuten lopen, verhoogt de hersenactiviteit al bij een kind van negen jaar oud. (Mieras, 2014) Het lijkt dus niet moeilijk vast te stellen dat buiten spelen voor kinderen gezond en goed voor de ontwikkeling is. 

Maar ondanks al deze voordelen van het buitenspelen, moeten we vaststellen dat door de verstedelijking en de opkomst van de computerspellen, kinderen helaas steeds minder buitenspelen!  
In Nederland hebben we zelfs een stichting nodig, Jantje Beton,  die ons uitlegt hoe belangrijk het is om kinderen buiten te laten spelen. Een stichting die een buitenspeeldag organiseert, om onze kinderen weer te “leren” buitenspelen. Een dag waarop allerlei geweldige activiteiten zijn georganiseerd. Geweldig, maar…. Wat jammer dat dit nodig is. Het buiten zijn, de natuur zelf, nodigt al uit tot spelen, kinderen zullen dat vanzelf weer ontdekken, als ze maar naar guiten gaan!

Tot slot
Spelen is voor ieder kind goed. Ouders, pedagogen en kinderen zijn het daar over eens. Spelen kan schijnbaar doelloos zijn maar tegelijk leerzaam zijn. Spelen is inherent aan de leefwereld van kinderen en verandert dus ook mee in de tijd.
Zelf ben ik zeker niet tegen computergames, mijn zoons hebben zich er kostelijk mee vermaakt en goede vriendschappen aan over gehouden en het heeft hen geholpen bij het aanleren van de Engelse taal. Toch adviseer ik, dit computerspel enigszins aan banden te leggen. Stimuleer kinderen tot buitenspelen! Fysiek contact met andere kinderen, stampen in plassen, klimmen in bomen en een tunnel graven in het zand, dat zijn ervaringen die niet te simuleren zijn met een computerspel. Dus computerspelletjes met mate en vooral lekker naar buiten gaan en ontdekken!

LANDELIJKE BUITENSPEELDAG 10 JUNI 2015, GA OOK LEKKER ONTDEKKEN!!!
Voor inspiratie klik op: JANTJE BETON.



[1] Zie Berding, J. (2011). John Dewey over spel. In G.M. van der Aalsvoort (Red.), Van spelen tot
serious gaming, Leuven: ACCO (pp. 25-36).
[2] Zie Van Oers, B. (2011). Spel vanuit Vygotskiaans perspectief. In G.M. van der Aalsvoort (Red.), Van
spelen tot serious gaming, Leuven: ACCO, (pp. 37-48)
[3] Zie Elbers, E. (2011). Spel in de theorie van Piaget. In G.M. van der Aalsvoort (Red.), Van spelen tot
serious gaming, Leuven: ACCO, (pp. 49-60)
[4] Dit verwijst naar verschillende onderzoeken (Grûsser & Thalemann, 2006; Koepp, 1998) in Pauw et al., Ze krijgen er niet genoeg van.
[5] Dit verwijst naar verschillende onderzoeken (Bavelier en Gfreen, 2006; Rosser 2005) in Pauw et al., Ze krijgen er niet genoeg van.
[6] Dit verwijst naar verschillende onderzoeken (Putnam, 2000; Durkin en Barke, 2002; Harris, 2001) in Pauw et al., Ze krijgen er niet genoeg van.

Bronnen:

Aalsvoort, G.M. van der. (red) (2011). Van spelen tot serious gaming. Spel en spelen in de pedagogische beroepspraktijk. Leuven: Acco
Bakker, N., Noordman, J., Rietveld-van Wingerden, M. (2010). Vijf eeuwen opvoeden in Nederland. Idee en praktijk 1500-2000. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV.
Berding, J. (2011). Spel volgens John Dewey. Pleidooi voor kinderspel. Het jonge kind, 39 (12), 29-31
Berg, A. van den. (2013) Factsheet Natuur en Gezondheid. Amsterdam: IVN
Biesta, G. (2012) Goed onderwijs en de cultuur van het meten. Ethiek, politie en democratie. Den Haag: Boom Lemma (p. 15-36)
Boogaard, C.M.H. van den, Vries, S.I. de, Simons, M., Jongert, M.W.A. (2007). Bewegen met computergames. Leiden: TNO
Brown, S., Vaughan, C. (2009). Play. How it shapes the brain, opens the imagination and invigorates the soul. New York: Penguin Publishing Group.
Dekker, R. (1995). Uit de schaduw in ’t grote licht. Kinderen in egodocumenten van de Gouden Eeuw tot de Romantiek. Amsterdam: Wereldbibliotheek.
Faber Taylor, A., Kuo, F.E., & Sullivan, W.C. (2001). Coping with ADD: the surprising connection to
green play settings. Environment and Behavior, 33(1), 54-77.
Frans-Veenstra, A.C., Loykens, E.H.M. (2010). Leergedrag beïnvloeden met computerspellen. Kind en adolescent praktijk, 3, 126-131
Freire, P. (2005). Pedagogy of the oppressed. New York: The Continuum International Publishing Group Inc.
Haagsma, M., Peters, O., Pieterse, M. (2010). Computergames, vermaak met serieuze consequenties. Verslaving, 2, 3-11
Kroon T. en Levering B. (2010) Grote pedagogiek in klein bestek. Amsterdam: SWP (Imam Al-Ghazzali p. 15-19; Jonkvrouwe Elisabeth Boddaert p. 121-125; Janusz Korczak p. 147-151 , Lev Semjonovitsj Vygotsky p. 191-195; p. Martinus Jan Langeveld 215-220; Paulo Freire p. 245-249)
Mieras, M. (2014) Factsheet Beetje Natuur, Grote Invloed. Amsterdam: INV
Nikken, P. (2003). Ouderlijke zorgen over het gamen van hun kinderen. Pedagogiek, 23 (4) 303-317
NPO gezond (2013). De kunst van het opvoeden. Spelen onze kinderen nog wel genoeg? Geraadpleegd op 4 mei 2015 via http://www.npogezond.nl/tv-uitzending/NPS_1210860/Spelen-onze-kinderen-nog-wel-genoeg
Pauw, E. de, Pleysier, S., Looy, J. van, Bourgonjon, J., Rutten, K., Vanhooven, S., Soetaert, R. (2008). Ze krijgen er niet genoeg van. Jongeren en gaming, een overzichtstudie. Gent: Universiteit Gent.
Smeyers, P. & Levering, B. (2005) Grondslagen van de wetenschappelijke pedagogiek. Modern en postmodern. Amsterdam: Boom (Hoofdstuk 7: Pedagogiek en postmodernisme p. 150- 168)
Tovey, H. (2011). Laat ze buiten spelen. Pleidooi voor gezonde risico’s. Antwerpen/Apeldoorn: Garant
Vanobbergen, B. (2003). Geen kinderspel. Een pedagogische analyse van de vertogen over de commercialisering van de leefwereld van kinderen (4e druk). Gent: Academia Press.
Vreke, J., Donders, J.L., Langers, F., Salverda, I.E. & Veeneklaas, F.R. (2006). Potenties van groen!
De invloed van groen in en om de stad op overgewicht bij kinderen en op het binden van
huishoudens met midden- en hoge inkomens aan de stad. Alterra-rapport 1356. Wageningen:
Alterra.
Weijers, I. (2010). De creatie van het mondige kind. Geschiedenis van pedagogiek en jeugdzorg. (5druk) Amsterdam: SWP (p. 9-26 en p. 89-132).
Wells, N. M. & Evans, G. W. (2003). Nearby nature: A buffer of life stress among rural children.
Environment and Behavior, 35(3), 311-330.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten