zondag 22 mei 2016

Hechting....


Zij



Zij...

Ze is lastig in de klas hoor ik om mij heen
ze heeft een grote mond en is brutaal
ze heeft zelden haar werk in orde
men vraagt zich af wat dat met haar moet worden

Ze heeft lang goudblond golvend haar
en prachtige blauwe ogen
maar de schittering ontbreekt
het licht is lang vervlogen

Haar mond staat altijd strak
haar blik is boos en nors
ik zie de pijn achter haar ogen
en voel mee met haar verdriet

Ik heb geduld en wacht
en laat zien dat ik haar zie
dan is er plots die ene dag
dat ze even naar mij lacht




vrijdag 29 mei 2015

ZULLEN WE ANDERS BUITEN GAAN SPELEN ?


I know we've come a long way,
We're changing day to day,
But tell me, where do the children play?
Cat Stevens

In de tv uitzending van NPO Gezond (2013), gaat opa Bertus van der Brink met zijn kleinkinderen naar buiten. In het bos spelen ze en ontdekken ze van alles. Opa vindt dat ze hier enorm van leren. Ze leren risico’s inschatten, ontdekken of iets lukt of niet lukt, ze gebruiken allerlei zintuigen, voelen, ruiken. Als het weer erg slecht is hebben opa en oma een zolder waar kan worden geknutseld. Thuis bij hun vader en moeder zijn er computers. Moeder geeft aan er goede afspraken zijn gemaakt over het gebruik. Toch merkt ze dat de kinderen ander gedrag vertonen door het computerspel. Ze zijn gehaast bij het eten omdat ze snel weer naar hun spel terug willen. Ze maken meer en sneller ruzie. Het lijkt alsof ze moeder niet horen als ze iets vraagt. Alsof er buiten de computer niets meer bestaat.
Wat is er gebeurd met het kinderspel? Spelen kinderen nog wel buiten? Hoe belangrijk is buiten spelen? Wat is spelen eigenlijk?
De wereld verandert, en de leefwereld van kinderen verandert mee. Het denken over opvoeding en de plaats die het spelen hierbij inneemt is in de loop der jaren dus ook veranderd.

Een korte historische schets.
In de Middeleeuwen is het moeilijk om onderscheid te maken tussen spel van kinderen en spel van volwassenen. Sommige spelletjes werden zelfs in de zestiende en zeventiende eeuw nog door volwassenen gespeeld Dit kunnen we terugzien op schilderijen uit die tijd. Zoals bijvoorbeeld op het werk van Cornelis Troost , Het Blindemanspel. (Dekker, 1995)
Ten tijde van de Verlichting is er, door de veranderende pedagogische opvattingen, een andere kindercultuur ontstaan. Voorzichtig ontstonden de eerste kinderboeken en het eerste speelgoed. Het spelen en speelgoed als ook de boeken waren slechts voorbestemd voor de rijke bourgeoiskinderen. Arbeiders en boeren konden nog geen speelgoed voor hun kinderen kopen. (Vanobbergen, 2003) Tijdens de Verlichting heeft vooral de filosoof John Locke invloed gehad op het denken over opvoeding. Spelen moest vooral nog nuttig zijn en leerzaam.
We weten eigenlijk erg weinig van de belevingswereld van de kinderen destijds. Er is bijna niets over terug te vinden. In oude dagboeken wordt wel minimaal wat vermeld over spelen. Zoals Otto van Eck bijvoorbeeld, hij schrijft dat hij vaak heeft gespeeld maar hij geeft bijna nooit details waardoor men heeft aangenomen dat er nog weinig belang werd gehecht aan het spelen. (Dekker, 1995)
Eind achttiende, begin negentiende eeuw heeft vooral Jean-Jacques Rousseau een grote invloed gehad op de pedagogiek. Hij hield van de natuur en stond aan het begin van de Romantiek. Hij was een groot inspirator voor de Zwitserse pedagoog Johann Heinrich Pestalozzi en zijn Duitse collega Friedrich Fröbel.  Zij vonden dat een stukje begrensde natuur het ideale milieu was voor kinderspel. Tijdens de Romantiek verschoof het belang van het kinderspel van nuttig naar waardevol in zichzelf. (Bakker,  Noordman, Rietveld-van Wingerden, 2010)
In de tweede helft van de negentiende eeuw, begin twintigste eeuw zijn er verschillende pedagogen die een eigen mening hebben over de plaats van spel binnen de opvoeding.
Zo stelt John Dewey dat spel de bepalende activiteit in het leven van een kind is. Hij benadrukt dat spel doelloos zou moeten zijn, niet bewust en puur voor plezier. Volgens Dewey gaat het er bij opvoeden om een kind uit te lokken tot participeren in het leven. Spel is volgens hem belangrijk omdat het kind hierdoor leert over de wereld van de volwassenen. [1]
Lev Vygotsky stelt dat kinderen actief kennis zoeken maar een sociale omgeving en sociale interactie nodig hebben om zich cognitief te kunnen ontwikkelen. Spel is volgens hem hierbij een belangrijk middel om de eigen wensen te realiseren.[2]
Tot slot Piaget, hij stelt dat ontwikkeling een voortdurende actieve adaptatie van het denkvermogen aan de omgeving is. Het symbolisch spel voltrekt zich, volgens hem, tussen assimileren en accommoderen.[3]

Definitie van spel.
Maar wat is nu eigenlijk spel? Bestaat er een definitie van spel? Stuart Brown stelt dat het definiëren van spel net zoiets is als het uitleggen van een mop, de lol gaat eraf. Toch heeft hij middels een aantal eigenschappen van spel geprobeerd uit te leggen wat spel is. Volgens Brown is spel altijd vrijwillig, schijnbaar doelloos, ter vermaak (plezier), vrij van tijd (door het spel denk je niet aan tijd), verminderd bewustzijn van zichzelf (we maken ons geen zorgen meer over hoe we eruit zien), improvisatie mogelijkheden, en een verlangen om vooral door te mogen gaan met spelen.
Spel is ook niet iets wat is voorbehouden voor kinderen, ook adolescenten en volwassenen spelen. (Brown, Vaughan, 2009)
Hoewel volgens Brown spelen doelloos is, zijn veel pedagogen ervan overtuigd dat spelen een onderdeel is van leren.

De leefwereld van het kind in verandering.
Belangrijke hedendaagse pedagogen als Langeveld, Beekman, Bleeker en Mulderij hebben binnen het fenomenologisch kindonderzoek het topic ‘het kind tot zijn recht laten komen’ op de kaart gezet. Bij de specifieke leefwereld van kinderen is de eigenheid van het kindzijn niet kind specifiek, maar eigen aan kinderen en volwassenen, gezien haar bepalend karakter voor de verhouding van de mens ten opzichte van de hem omringende wereld. (Vanobbergen, 2003) Het dagelijks leven van het kind vandaag de dag is dus significant anders dan de leefwereld van het kind tijdens de Verlichting of Romantiek. 
Het is dus logisch te concluderen dat de veranderingen in de leefwereld van kinderen zich dienen te weerspiegelen in hun spelgedrag. Als ik naar mijn eigen jeugd kijk, zie ik dat daar al grote vernieuwingen plaatsvonden. Ik kan mij herinneren dat ik graag buiten speelde, stoepranden of verstoppertje maar ook verbeeldingsspelen zoals Indiaantje of  schooltje spelen. Binnen vermaakte ik mij met het poppenhuis dat opa voor mij had gemaakt of met de barbies. Wij hadden al een zwart-wit tv en ik herinner me de mooie kinderseries zoals Pipi Langkous en Pipo. Toen ik twaalf jaar werd, kreeg ik voor mijn verjaardag een platenspeler, ik was de hemel te rijk. In 1962 is het eerste computerspel gemaakt en in 1977 kwam de eerste spelcomputer op de markt. Ik herinner me mijn neef, die zo’n Atari had. Hij moest van alles programmeren voordat we het spel pack-man konden spelen. Toen ik zelf kinderen kreeg ging het allemaal nog veel sneller. De spelcomputers werden kleiner en beter. Mijn zoons wilden een Nintendo game boy, X-box, Play station, het liefst allemaal. Ook de mobiele telefoons en de laptop deden hun intrede. Het was lastig om een evenwicht te vinden tussen het spelen op de computer en het buitenspelen. Wat is pedagogisch verantwoord? Zijn computerspellen echt zo slecht? En dat buitenspelen, hoe belangrijk is dat eigenlijk? De taak van de opvoeder lijkt moeilijker en moeilijker te worden.

Computergames.
Het grootste deel van de generatie opvoeders van nu heeft zelf de opmars van de computerspellen meegemaakt. Vaak echter, hebben ze zelf als kind nog niet veel te maken gehad met deze vorm van spel. In een onderzoek over de mate waarin ouders zich zorgen maken om het game gedrag van hun kinderen springen er een aantal punten uit. Zo is ruim 1 op de 6 ouders van mening dat hun kind door het gamen te weinig tijd besteedt aan andere bezigheden. Ouders van adolescenten denken dat het ten koste gaat van het huiswerk en ouders van jongere kinderen zijn bang dat het ten koste gaat van het buiten spelen.

Ouders maken zich ook zorgen om de sociale contacten, zij zijn bang dat hun kind door het gamen te weinig met andere kinderen omgaat. (Nikken, 2003)[4] 
Verder kan gamen natuurlijk een aantal fysiologische klachten veroorzaken, zoals RSI, vermoeide ogen, hoofdpijn of rugpijn en een slaapgebrek. Zo op het eerste gezicht lijkt het er dus op dat de bezorgde ouders helemaal gelijk hebben. Maar er is een keerzijde, want naast al deze negatieve effecten van gamen, zijn er ook positieve geluiden. Zo stelt Lemmens (geciteerd in Pauw et al., 2008) dat er klinische toepassingen bestaan van computergames waarbij jonge patiënten met chronische pijnen verzachting vinden in het vertoeven in een virtuele omgeving. Verschillende studies tonen aan dat de reactietijd op visuele stimuli versnelt wanneer met games speelt.[5] En met betrekking tot sociale contacten, één van de punten waar ouders zich zorgen om maken, hebben verschillende studies aangetoond dat games ook een belangrijke sociale functie kunnen hebben en sociale interactie bevorderen. Ook geven ze aanleiding tot de vorming van nieuwe sociale netwerken. [6] Ik heb dat zelf mogen ervaren bij mijn zoons. Hoewel ik er in eerste instantie zeer huiverig voor was, kregen zij door het spelen van een computergame, mooie nieuwe vriendschappen met jongens woonachtig aan de andere kant van Nederland.

Buiten spelen.
Zijn de zorgen van deze ouders gegrond? Naar het spelen van computergames en de effecten hiervan zijn veel onderzoeken gedaan. Zo is er gekeken naar het verband tussen geweld en het spelen van games en heeft men kunnen aantonen dat op de korte termijn een verhoogde staat van opwinding ontstaat door het spelen van gewelddadige games. Over de lange termijn effecten is er echter geen wetenschappelijk bewijs om aan te nemen dat het spelen van games, agressief gedrag veroorzaakt. (Pauw et al., 2008) Dan is er onderzoek gedaan naar de verslavende werking van de games. Door het gamen komt adrenaline en dopamine vrij. Je kunt dus concluderen dat gamen een verslavend effect heeft en dat dit zelfs fysiologisch verklaard kan worden.
Waarom is buiten spelen belangrijk? Helen Tovey zegt hierover dat buiten een unieke omgeving biedt, die kwalitatief verschilt van de binnenruimte. Het biedt kinderen ruimte en een grotere mate van vrijheid om dingen uit te proberen, te exploreren en experimenteren zonder de beperkingen die een binnenruimte heeft. Ook kunnen kinderen met materialen spelen die binnen vaak niet aangeboden worden. Zoals zand of waterspel en de combinatie daarvan. (Tovey, 2011)
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de effecten van buiten spelen op kinderen.
Zo heeft het onderzoek naar het effect van buitenspelen op kinderen met Attention Deficit Disorder (ADD) aangetoond dat kinderen beter functioneren nadat zij in een natuurlijke omgeving activiteiten hebben ondernomen. (Faber-Taylor, Kuo & Sullivan, 2001)
Een onderzoek naar de relatie tussen stress en natuur bij kinderen heeft aangetoond dat kinderen die in een natuurlijke omgeving woonden, met veel groen, aanzienlijk minder stress ontwikkelden dan kinderen die in een stedelijke omgeving woonden. (Wells & Evans, 2003) In een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van TNO naar de relatie tussen een natuurlijke omgeving en overgewicht bij kinderen, wordt gesteld dat de aanwezigheid van groen leidt tot een reductie van het percentage kinderen met overgewicht met ongeveer 15 %. (Vreke, Donders, Langers, Salverda & Veeneklaas, 2006). Onderzoek heeft zelfs aangetoond dat het uitzicht op groen, voor kinderen al genoeg is om beter met stressvolle situaties om te gaan. Ook is aangetoond dat fysieke beweging goed is voor de hersenen. Twintig minuten lopen, verhoogt de hersenactiviteit al bij een kind van negen jaar oud. (Mieras, 2014) Het lijkt dus niet moeilijk vast te stellen dat buiten spelen voor kinderen gezond en goed voor de ontwikkeling is. 

Maar ondanks al deze voordelen van het buitenspelen, moeten we vaststellen dat door de verstedelijking en de opkomst van de computerspellen, kinderen helaas steeds minder buitenspelen!  
In Nederland hebben we zelfs een stichting nodig, Jantje Beton,  die ons uitlegt hoe belangrijk het is om kinderen buiten te laten spelen. Een stichting die een buitenspeeldag organiseert, om onze kinderen weer te “leren” buitenspelen. Een dag waarop allerlei geweldige activiteiten zijn georganiseerd. Geweldig, maar…. Wat jammer dat dit nodig is. Het buiten zijn, de natuur zelf, nodigt al uit tot spelen, kinderen zullen dat vanzelf weer ontdekken, als ze maar naar guiten gaan!

Tot slot
Spelen is voor ieder kind goed. Ouders, pedagogen en kinderen zijn het daar over eens. Spelen kan schijnbaar doelloos zijn maar tegelijk leerzaam zijn. Spelen is inherent aan de leefwereld van kinderen en verandert dus ook mee in de tijd.
Zelf ben ik zeker niet tegen computergames, mijn zoons hebben zich er kostelijk mee vermaakt en goede vriendschappen aan over gehouden en het heeft hen geholpen bij het aanleren van de Engelse taal. Toch adviseer ik, dit computerspel enigszins aan banden te leggen. Stimuleer kinderen tot buitenspelen! Fysiek contact met andere kinderen, stampen in plassen, klimmen in bomen en een tunnel graven in het zand, dat zijn ervaringen die niet te simuleren zijn met een computerspel. Dus computerspelletjes met mate en vooral lekker naar buiten gaan en ontdekken!

LANDELIJKE BUITENSPEELDAG 10 JUNI 2015, GA OOK LEKKER ONTDEKKEN!!!
Voor inspiratie klik op: JANTJE BETON.



[1] Zie Berding, J. (2011). John Dewey over spel. In G.M. van der Aalsvoort (Red.), Van spelen tot
serious gaming, Leuven: ACCO (pp. 25-36).
[2] Zie Van Oers, B. (2011). Spel vanuit Vygotskiaans perspectief. In G.M. van der Aalsvoort (Red.), Van
spelen tot serious gaming, Leuven: ACCO, (pp. 37-48)
[3] Zie Elbers, E. (2011). Spel in de theorie van Piaget. In G.M. van der Aalsvoort (Red.), Van spelen tot
serious gaming, Leuven: ACCO, (pp. 49-60)
[4] Dit verwijst naar verschillende onderzoeken (Grûsser & Thalemann, 2006; Koepp, 1998) in Pauw et al., Ze krijgen er niet genoeg van.
[5] Dit verwijst naar verschillende onderzoeken (Bavelier en Gfreen, 2006; Rosser 2005) in Pauw et al., Ze krijgen er niet genoeg van.
[6] Dit verwijst naar verschillende onderzoeken (Putnam, 2000; Durkin en Barke, 2002; Harris, 2001) in Pauw et al., Ze krijgen er niet genoeg van.

Bronnen:

Aalsvoort, G.M. van der. (red) (2011). Van spelen tot serious gaming. Spel en spelen in de pedagogische beroepspraktijk. Leuven: Acco
Bakker, N., Noordman, J., Rietveld-van Wingerden, M. (2010). Vijf eeuwen opvoeden in Nederland. Idee en praktijk 1500-2000. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV.
Berding, J. (2011). Spel volgens John Dewey. Pleidooi voor kinderspel. Het jonge kind, 39 (12), 29-31
Berg, A. van den. (2013) Factsheet Natuur en Gezondheid. Amsterdam: IVN
Biesta, G. (2012) Goed onderwijs en de cultuur van het meten. Ethiek, politie en democratie. Den Haag: Boom Lemma (p. 15-36)
Boogaard, C.M.H. van den, Vries, S.I. de, Simons, M., Jongert, M.W.A. (2007). Bewegen met computergames. Leiden: TNO
Brown, S., Vaughan, C. (2009). Play. How it shapes the brain, opens the imagination and invigorates the soul. New York: Penguin Publishing Group.
Dekker, R. (1995). Uit de schaduw in ’t grote licht. Kinderen in egodocumenten van de Gouden Eeuw tot de Romantiek. Amsterdam: Wereldbibliotheek.
Faber Taylor, A., Kuo, F.E., & Sullivan, W.C. (2001). Coping with ADD: the surprising connection to
green play settings. Environment and Behavior, 33(1), 54-77.
Frans-Veenstra, A.C., Loykens, E.H.M. (2010). Leergedrag beïnvloeden met computerspellen. Kind en adolescent praktijk, 3, 126-131
Freire, P. (2005). Pedagogy of the oppressed. New York: The Continuum International Publishing Group Inc.
Haagsma, M., Peters, O., Pieterse, M. (2010). Computergames, vermaak met serieuze consequenties. Verslaving, 2, 3-11
Kroon T. en Levering B. (2010) Grote pedagogiek in klein bestek. Amsterdam: SWP (Imam Al-Ghazzali p. 15-19; Jonkvrouwe Elisabeth Boddaert p. 121-125; Janusz Korczak p. 147-151 , Lev Semjonovitsj Vygotsky p. 191-195; p. Martinus Jan Langeveld 215-220; Paulo Freire p. 245-249)
Mieras, M. (2014) Factsheet Beetje Natuur, Grote Invloed. Amsterdam: INV
Nikken, P. (2003). Ouderlijke zorgen over het gamen van hun kinderen. Pedagogiek, 23 (4) 303-317
NPO gezond (2013). De kunst van het opvoeden. Spelen onze kinderen nog wel genoeg? Geraadpleegd op 4 mei 2015 via http://www.npogezond.nl/tv-uitzending/NPS_1210860/Spelen-onze-kinderen-nog-wel-genoeg
Pauw, E. de, Pleysier, S., Looy, J. van, Bourgonjon, J., Rutten, K., Vanhooven, S., Soetaert, R. (2008). Ze krijgen er niet genoeg van. Jongeren en gaming, een overzichtstudie. Gent: Universiteit Gent.
Smeyers, P. & Levering, B. (2005) Grondslagen van de wetenschappelijke pedagogiek. Modern en postmodern. Amsterdam: Boom (Hoofdstuk 7: Pedagogiek en postmodernisme p. 150- 168)
Tovey, H. (2011). Laat ze buiten spelen. Pleidooi voor gezonde risico’s. Antwerpen/Apeldoorn: Garant
Vanobbergen, B. (2003). Geen kinderspel. Een pedagogische analyse van de vertogen over de commercialisering van de leefwereld van kinderen (4e druk). Gent: Academia Press.
Vreke, J., Donders, J.L., Langers, F., Salverda, I.E. & Veeneklaas, F.R. (2006). Potenties van groen!
De invloed van groen in en om de stad op overgewicht bij kinderen en op het binden van
huishoudens met midden- en hoge inkomens aan de stad. Alterra-rapport 1356. Wageningen:
Alterra.
Weijers, I. (2010). De creatie van het mondige kind. Geschiedenis van pedagogiek en jeugdzorg. (5druk) Amsterdam: SWP (p. 9-26 en p. 89-132).
Wells, N. M. & Evans, G. W. (2003). Nearby nature: A buffer of life stress among rural children.
Environment and Behavior, 35(3), 311-330.


donderdag 19 maart 2015

Mijn hond als co-coach

Naast mijn baan als docent in het  voortgezet onderwijs, heb ik zelf een praktijk waar ik kinderen ondersteun met de hulp van mijn honden. Deze ondersteuning kan op allerlei gebieden zijn. Het kan gaan om puur fysieke activiteiten ter ondersteuning van de fysiotherapie maar het kan ook ondersteuning zijn op sociaal emotioneel gebied. Ik zou deze ondersteuning kunnen geven in een overdekte hal, maar ik kies er bewust voor om met de kinderen naar buiten te gaan. Contact met de hond in de natuur. Dit versterkt het vermogen van het kind tot verbeelding, creativiteit, identiteit, ontdekking en is goed voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen. (Edes, 2010)
Samen met het kind en de hond ga ik naar het bos en we bekijken daar welke mogelijkheden we hebben om activiteiten met de hond te ondernemen. Het kind is hierbij actief betrokken. Zijn er omgevallen bomen waar we de hond overheen kunnen laten springen? Zijn er paaltjes of boompjes waar we sla alom kunnen spelen met de hond? Kunnen we misschien iets lekkers verstoppen wat de hond moet zoeken? Of gaat het kind zichzelf verstoppen? Soms neem ik allerlei attributen mee, het kind mag deze gebruiken, maar we zijn altijd buiten. Er zijn tal van activiteiten en spellen te bedenken.

Dan gaan we daadwerkelijk aan het werk. Het kind gaat met de hond aan de slag.
Tot slot gaan we nog even rustig wandelen. Zowel voor de hond als voor het kind is dit een mooie afsluiting. Voor de hond is het even ontspanning na de inspanning en het kind kan zijn verhaal kwijt. Meestal gaat het om een één op één begeleiding (plus hond) maar soms zijn het kleine groepjes van drie of vier kinderen. Het werken in kleine groepjes bevordert het samenwerken tussen kinderen. Ze leren samen overleggen en democratisch beslissingen nemen. Hieronder beschrijf ik een sessie met één van mijn honden, Chase, en een cliëntje. Ik noem geen naam, maar noem hem K.
K. wordt snel boos op school, hij wil graag dat alles op zijn manier gaat. Hij raakt gefrustreerd als andere kinderen niet doen wat hij wil. Hij heeft moeite met de juiste manier van communiceren.
  
K: Gerrie, waar gaan we vandaag naartoe?
G: Jij mag het zeggen, maar je weet dat het wel buiten moet zijn.
K: Zullen we naar het trimbos?
G: Dat is goed, kan je uitleggen waarom je voor het trimbos hebt gekozen?
K: Nou daar zijn al wat dingen die ik met Chase kan doen en we kunnen Chase ook nog even laten zwemmen als ze klaar is, want het is erg warm.
G: Dat is lief, dat je daaraan denkt, en weet je al een beetje wat je wilt gaan doen in het bos?
K: Nou, we kunnen slalom doen om de paaltjes, maar dat vind ik wel een beetje moeilijk.
G: Oh, je vindt het moeilijk, maar kiest het toch, dat vind ik wel heel stoer van jou. Kan je uitleggen wat je moeilijk vindt?
K: Chase doet het niet zo goed, ze slaat altijd paaltjes over.
G: Kan je bedenken hoe dat komt dan?
K: Nee, misschien vindt ze het niet leuk?
G: Volgens mij vindt Chase alles leuk wat ze met jou mag doen. Zou er een andere reden kunnen zijn?
K: Denk je dat het aan mij ligt?
G: Ik weet het niet, wat denk jij?
K: Ik denk het wel een beetje.
G: Oh? Kan je iets bedenken dat jij dan anders zou kunnen doen?
K: Ik weet het niet.
We komen aan bij het bos en laden de hond uit. We lopen altijd eerst een klein stukje door het bos. Ik laat K rustig nadenken over mijn vraag. Als we bij de paaltjes komen, ontstaat het volgende gesprek.
K: Zal ik het doen?
G: Ja is misschien wel een goed idee.
K: Maar als ze het niet goed doet?
G: Word jij dan boos op haar?
K: Nee, natuurlijk niet.
G: Waarom niet?
K: Ja, ze mag toch wel iets fout doen? Vind jij dat ik boos moet worden?
G: Nee, dat zeg ik niet, ik vroeg het alleen. Ik ben het met jou eens hoor, je mag best eens iets fout doen.
K: Ok, ik ga het proberen.
K probeert de hond sla alom door de paaltjes te laten lopen. Maar Chase is “ondeugend” en slaat steeds een paaltje over. (ze kan het overigens perfect, dus zij wil hiermee een reactie bij K uitlokken)
K: Zie je nou, ze snapt het niet.
G: Aha, nu zeg je iets, ze snapt het niet. Wat zou jij daaraan kunnen doen dan?
K: Uhh, ik kan het niet uitleggen, want dat snapt ze niet.
G: Nee, ze spreekt niet onze taal, dus moeten we iets anders bedenken.
K: Zal ik ze anders even aan de lijn doen en samen met haar door de paaltjes lopen?
G: Nou, wat een geweldig idee! Je zou het eens kunnen proberen.
K lijnt Chase aan en loopt samen met haar sla-alom door de paaltjes. Heen en terug, heel kalm en rustig tegen Chase sprekend.
K: Let op Chase, door, en door en door…..
G: Dat doe je heel aardig en rustig K. Misschien dat ze het nu snapt? Wat denk je, gaan we het proberen?
K: Nou ik had zo gedacht om eerst wel de lijn eraf te halen maar dan toch nog even mee te lopen. Gewoon voor de zekerheid.
G: Dat is een goed idee.
Het ritueel herhaalt zich, maar nu loopt Chase los naast K.
G: En ben je tevreden?
K: Ja, ik denk dat ze het nu wel snapt hoor.
G: Nou, laten we eens kijken dan.
K staat bij het eerste paaltje en zegt: Toe maar Chase, ga maar, door en door en door….
Steeds als Chase bij een paaltje komt, zegt K: door…
Chase doet het perfect. K is super blij. En ik geef hem een groot compliment.
Na de les, laten we Chase even zwemmen in de vijver. We gaan rustig aan de waterkant zitten.
G: Ik hoorde van de juf, dat je soms een beetje snel boos bent op de andere kinderen.
K: Ja, dan moet ik samenwerken maar dan doen ze alles anders.
G: Anders?
K: Ja, niet zoals ik het bedoel.
G: Oh, een beetje zoals Chase?
K: ……(even stil, denkt diep na…) uhhh, ja ik denk het wel.
G: Op Chase werd je niet boos, toch?
K: Nee, maar dat is een hond, die kan er niks aan doen.
G: mmmmmm
K: Denk jij dat die kinderen er ook niks aan kunnen doen?
G: Ik weet het niet, denk jij dat ze het expres doen dan?
K: Nee, eigenlijk niet.
G: Hoe had je dat nu met Chase opgelost?
K: Tja, samen doen, voordoen en zo….
G: Wat denk je, zouden de kinderen uit jouw groepje dat ook fijn vinden?
K: Denk het wel hè…. Nou wil je zeker dat ik dat ga proberen? Krijg ik weer huiswerk zeker.
G: Misschien wel handig. Wat vind jij ervan?
K: Ja, ik weet het wel, ik ga het gewoon proberen, goed?
G: Proberen vind ik al super goed! Dan hoor ik volgende week wel hoe het ging.
K: Goed. Mag ik nog een stok in het water gooien voor Chase?
G: Tuurlijk… vindt ze vast heel leuk!

zondag 18 januari 2015

Een filosofisch wandelgesprek

Afgelopen zaterdag heb ik met een aantal medestudenten genoten van een filosofisch wandelgesprek. We zijn de Amerongse bossen ingetrokken en hebben met elkaar van gedachten gewisseld over de verhouding mens en natuur in relatie tot een duurzame interculturele pedagogiek.
In de auto onderweg naar Amerongen begon het genieten al. Het eerste stukje, van de A18 naar de A12 en dan tot Arnhem is niet zo spectaculair. Maar vanaf Arnhem rijd je eigenlijk net onder de Veluwe, door prachtige natuur. Deze route vind ik altijd zo veel mooier dan de A15 die ik neem als ik naar Rotterdam rijd. Ik merk dat ik zelf daardoor al veel rustiger aan het stuur zit. Maar rijst bij mij ook direct de eerste vraag, want hoe duurzaam is mijn autorit met mijn dieseltje naar Amerongen? Dat zou natuurlijk veel beter kunnen met de trein. En direct merk ik dat ik allerlei excuusjes verzin voor mijzelf waarom de trein echt niet "kan".
In Amerongen word ik gastvrij ontvangen met een heerlijke kop koffie. Een aantal studenten zijn er al en sommige moeten nog komen. Als iedereen is gearriveerd gaan we op pad. De zon schijnt en mooier dat dit kan het niet worden op een winterdag in januari. Of toch wel? Volgens Otto is het bos met sneeuw nog mooier. Volgens mij heeft het bos in ieder jaargetijde iets eigens, wat mooi en speciaal is. Vandaag geniet ik vooral van de lichtval van de laagstaande zon.
Aan het begin van het bos nemen we een klein paadje. Otto vertelt dat de mensen die hier wandelen vaak wat triest overkomen. Hij houdt ons nog even in spanning. Terwijl we verder wandelen vertelt hij ons dat het paadje naar rechts naar het kabouterbos loopt. "Tot nu toe gelooft alleen Karel mij, als ik dat vertel", zegt hij er bij. Ik geniet van de manier waarop Otto ons meeneemt door het bos.
Het kind in mij komt naar boven. Kabouters? Daar wil ik heen. Maar volgens Otto zijn ze in winterslaap en valt er nu niets te zien. De magie van het bos houdt ons nu al in zijn greep.
Aan het eind van het paadje legt hij uit waarom er in dit pad trieste mensen wandelen. Veel mensen hebben hun overleden huisdieren hier begraven. Als je hier niets van weet, zou je het niet kunnen ontdekken, maar wie dit weet kan zien waar er een geliefd huisdier ligt. Otto laat zien hoe de takken op sommige plekken in een vorm zijn neergelegd en er een plantje of mooie steen bij ligt. Een grafje in de natuur voor de geliefde hond, kat of hamster. Ook komen we langs een oude grafheuvel, het is een stukje cultureel erfgoed. De dood speelt een prominente rol in dit stukje bos. We staan er natuurlijk even bij stil. Er ontstaan een aantal filosofische vragen. Hoe belangrijk zijn huisdieren voor kinderen? En hoe gaan zij om met de dood? Zijn rituelen hierbij van belang voor kinderen? Eric maakt de prachtige opmerking; de dood maakt ecologisch bewust.

 

We wandelen verder over de knisperende herfstbladeren die als een tapijt op de koude grond liggen. Ik geniet met volle teugen. Met Carolien spreek ik over onze kinderen. Haar kinderen zijn wat jonger dan die van mij. We hebben het over de balans tussen buitenspelen en computerspelletjes, over verschillen in spel tussen jongens en meisjes, over gevaren in het bos. Otto vertelt dat er aan het begin van het bos, de bosrand wel vaak kinderen spelen, maar verder het bos in, eigenlijk niet. Wat zijn de gevaren? Is het de angst voor het vallen over of uit bomen, de angst voor het vies worden, of is het de angst voor de buitenwereld, de enge mannen die kinderen ronselen in het bos? Wat is het eigenlijk jammer dat er angst komt kijken bij spelen in het bos.
Aan het eind van het volgende pad staan we weer even stil met elkaar. Het gesprek gaat over het onderwijs. Hoe kunnen we de kinderen in de binnenstad in contact brengen met de natuur? Ouders en kinderen uit achterstandswijken zijn niet gewend de natuur in te gaan. Zij missen het daardoor ook niet. Wat je niet kent, mis je niet. Wat is onze taak als leerkracht hierin? Wat is eigenlijk dat belang van de natuur? Waarom willen we dat kinderen zich bewust worden van de natuur? Is het nog mogelijk naast de toetscultuur op school om hier aandacht aan te besteden?
Terwijl we daar zo heerlijk staan te filosoferen heeft Eric een mooie suggestie. In het kader van reflecteren; laten we even bij onszelf stilstaan en bedenken wat deze natuur met ons doet, persoonlijk. De temperatuur, het licht, het gesprek, de stilte.....


Ik vind het een prachtige suggestie. We zijn even allemaal stil. Ik geniet van het moment van stilte. Ik merk dat ik al de hele tijd kijk naar de prachtige laaghangende zon tussen de bomen. Het ziet er magisch uit. De lichtval is schitterend. Het maakt me rustig en vredig. Het zorgt dat ik kan loslaten. Alle zorgen en problemen verdwijnen even. De wereld is weer mooi. Ik realiseer mij, dat ik de natuur echt nodig heb. Als ik niet iedere week even lekker zou kunnen wandelen, zou ik daadwerkelijk in een depressie zakken. Er komt vandaag de dag zoveel ellende de woonkamer binnen door de TV. Alle ellende in de wereld komt op je bord en dan heb je ook nog de drukte in je werk. Ik heb het nodig om af en toe los te kunnen laten, en om los te kunnen laten heb ik de natuur weer nodig.
Terwijl we onze gevoelens en gedachten met elkaar delen, zien we drie jonge dames aan komen lopen. Jeugd in het bos, dat doet ons goed.
Natuurlijk willen we graag weten waarom de meiden hier aan het wandelen zijn. Per slot van rekening was een van de vragen eerder in de wandeling of jeugd nog naar het bos gaat tegenwoordig. Liesbeth spreekt ze aan. Twee ervan zijn 18 jaar en ééntje is 20 jaar oud. Het zijn studentes die met de studentenvereniging op bezinningsweekend zijn hier in de buurt. Omdat ze een paar uur vrij waren, vonden ze het lekker om even naar buiten te gaan. Ze studeren in Wageningen. Een van de meisjes komt uit Rotterdam. Zij leven vanuit christelijke overtuiging. De natuur maakt dat zij zich meer verbonden voelen met God. Een van de meisjes denkt dat mensen die christelijk zijn, dichter bij de natuur staan, ecologischer bewust zijn, dan niet gelovigen. Ook denkt ze dat mensen uit de hogere sociale milieus zich meer bewust zijn van het belang van de natuur dan de mensen uit de lagere sociale milieus.
We vervolgen onze wandeling. Met Carolien en Liesbeth spreek ik over de drang van ouders om alles te willen controleren. Dit lijkt vandaag de dag erger dan dat het vroeger was. Kapotte broeken, vieze kleren, een kind dat valt. Ouders lijken dit allemaal te moeten voorkomen. Vroeger was het de normaalste zaak van de wereld. Van vallen leer je opstaan, kleren die kapot gaan worden gerepareerd, als je vies wordt ga je lekker in bad..... geen probleem toch? Maar het lijkt al te beginnen met de zwangerschap. Zwangere vrouwen krijgen te horen wat ze wel en niet mogen eten of drinken. De verloskundige of het consultatie bureau, zij bepalen wat wel of niet mag. Ouders zijn zichzelf daarin wat kwijt geraakt, lijkt het. Terwijl we zo filosoferen lopen we langs een pad waar alle bomen tot een meter hoor zijn afgezaagd. De stronken zijn bekleed met een mooie laag mos. Het bos heeft zich neergelegd bij deze wrede handeling van de mens. Op een aantal stronken zijn stenen neergelegd. Zijn dit kindsporen? Zouden er kunstenaars aan het werk zijn geweest? Wie ze heeft neergelegd zullen we nooit weten... maar iemand heeft deze natuur een extra tintje gegeven.

We lopen langs de Ginkel, een mooi pand met stukje grond midden in het bos. Het is van de gemeente Rotterdam. Vroeger, net na de oorlog werden daar de kinderen vanuit Rotterdam een tijdje ondergebracht om wat natuurlijk vitamines op te doen. De "bleekneusjes" kwamen daar weer een stuk gezonder van thuis. Tegenwoordig worden de kinderen gewoon vol gepropt met vitamine druppels en andere aanvullende supplementen. De Ginkel doet mij denken aan het Pestalozzi kinderdorp op de grens van Duitsland en Zwitserland, waar destijds de oorlogswezen werden opgevangen. We staan weer even stil voor wat filosofische input. De stelling van het meisje over het verschil in rangen en standen en de invloed hiervan op de natuurbeleving wordt nader onderzocht. Hoe kan je ouders en kinderen uit de lage milieus het belang van de natuur bijbrengen?
Maar ook tieners lijken veel minder te hechten aan natuur, zien zij het belang ervan nog in?
We zien prachtige, versteende elfenbankjes tegen een boom aangeplakt zitten. Wat zou dit beeld bij kinderen oproepen? Zou het überhaupt iets bij tieners oproepen? De maatschappij is erg commercieel en materieel ingesteld. Resultaat gericht, lineair ingesteld. Tieners denken in termen van: "Wat moet ik bereiken? Wat levert mij dit op? Wat heb ik eraan?" Natuur lijkt daarin geen plaats meer te hebben. Ze zien de relatie tussen mens en natuur niet meer.
Terwijl de groep verder loopt maken Carolien en ik een foto van de elfenbankjes. Een vriendelijke dame loopt langs en vraagt ons op een spannende toon:"Kennen jullie het geheim van de elfenbankjes al?". Onze nieuwsgierigheid is direct gewekt. En ze legt uit, dat elfenbankjes draaien als de boom omvalt. We kijken naar een afgebroken stuk stam en ja hoor.... de elfenbankjes staan horizontaal. Wat een mooi natuurfenomeen. En wat vertelt deze dame dat op een prachtige manier. Dat is wat kinderen raakt, het geheim van de elfenbankjes!
 

Met Carolien loop ik wat achter de groep aan, samen kletsen over de natuur en zo komen er eigenlijk vanzelf allerlei herinneringen op. We komen tot de conclusie dat deze herinneringen zorgen dat je zelf ook met de kinderen weer naar het bos gaat, en zij waarschijnlijk ook weer met hun kinderen. Mooie herinneringen maken dat je ergens belang aan hecht. Maar mensen uit de binnenstad hebben deze herinneringen waarschijnlijk niet, en zullen dus ook minder belang hechten aan de natuur.
Inmiddels merk ik dat de temperatuur behoorlijk zakt, het begint ook al wat te schemeren. We zijn weer aan de rand van het bos, er staat een leuk huis met een spannende tuin.
Er hangt een bordje met "Secret garden", de geheime tuin, ook dat heeft weer iets magisch. In de tuin is van alles te zien, allerlei beelden en andere ornamenten. Zouden kinderen dit zien? Hoe zouden ze dat dan ervaren? Of zouden ze er compleet aan voorbij gaan?
En zo zijn we aan het eind van de wandeling gekomen. Lia heeft een heerlijke pan soep klaar staan en als we de woonkamer binnen gaan, merken we pas echt dat het buiten inmiddels best fris is geworden. De warmte van de kamer valt als een warme deken om mij heen. We genieten samen nog even na onder het genot van een kop soep en wat stokbrood. Voor mij was het een prachtige ervaring! Ik heb genoten en ben weer helemaal opgeladen om aan een nieuwe week te beginnen!






woensdag 14 januari 2015

Filosoof, bevliegeraar, trendwatcher....

Deze week had ik het genoegen om naar de bevlogen inspirator en filosoof Ruud Veltenaar te mogen luisteren. Hij gaf een lezing op de studiedag waar ik bij aanwezig was. De zaal zat vol met docenten, een kritisch publiek. Ruud denkt vooruit, leeft al gedeeltelijk in de toekomst, ook hij is kritisch. Hij spreekt over onderwijs vanuit een kritisch emancipatorische kijk op pedagogiek. De wereld verandert en wij moeten mee veranderen is zijn boodschap. Menselijke systemen zijn niet meer in balans met de natuurlijke systemen. Er is moed nodig om een toekomst te creëren met meerwaarde voor onze kinderen. De technologie is er al. De biomimicry bestudeert de natuurlijke systemen en kijkt dus af bij moeder natuur, waarna zij de technologie ontwikkelt die daarop is gebaseerd.
Zijn betoog past naadloos bij mijn opleiding ecologische pedagogiek.

Onderwijs zoals wij dat in Nederland op dit moment kennen is hopeloos achterhaald. We leiden niet op voor de toekomst. De wereld verandert in een enorm tempo. Nieuwe technologieën zorgen voor onbegrensde mogelijkheden. Mogelijkheden die de jeugd al ziet, maar waar de docent nog geen weet van heeft.  Op school leren de leerlingen nu dingen die eigenlijk totaal zinloos zijn als ze straks de maatschappij in gaan.
Kennis halen de leerlingen straks niet meer bij de docent, niet meer op school, zij halen hun kennis vanuit alle media, zij zoeken hun eigen kennisbronnen. Dit is zelfs al begonnen. De Maker Movement organiseert festivals waar je workshops kunt volgen die jij interessant vindt. Kunst, techniek, fashion of food, er zijn workshops voor iedereen. Jongeren komen in grote getale naar deze festivals. Daar willen ze wel leren, terwijl ze op school van alles doen behalve opletten.
Zijn docenten dan niet meer nodig? Jazeker, maar de rol zal veranderen. Door nieuwe technologieën worden we straks allemaal ouder. Een lang leven is fijn, of niet? Een lang leven is pas fijn als je gelukkig kunt zijn. Maar wat is geluk? Hoe worden we gelukkig? Daar bereidt school hen niet op, maar dat is wel waar het om zou moeten gaan. Maar kunnen we de leerlingen daadwerkelijk voorbereiden op de toekomst als wij die toekomst niet kennen? We moeten kijken naar meesterschap, zoals Veltenaar het noemt. Waar ligt de interesse en passie van de leerling? Wat zijn de kwaliteiten? Vandaar uit moeten we werken. Levenskunst moet een prominente plaats krijgen in het curriculum. Wanneer ben je gelukkig? Als je iets voor een ander kunt betekenen en als een ander iets voor jou overheeft. People, planet, purpose, dat is waar het om gaat.
Het onderwijs moet veranderen en misschien is de weg die we in gaan slaan niet de juiste. Dat is niet erg, falen bestaat niet, aldus Veltenaar. Van falen leer je het meeste. Blijkt dat het niet werkt, dan sla je weer een nieuwe weg in. Maar stil staan, is geen optie.

Geboeid luister ik naar deze inspirator, maar zo af en toe kijk ik de zaal in. Ik schrik van het publiek. Natuurlijk zitten er velen zoals ik gepassioneerd te luisteren, vooral de wat jongere docenten lijken op te gaan in de woorden van Veltenaar. Maar ik zie ook boze, soms verveelde gezichten. Twee stoelen verderop zie ik een dame zelfs slapen, of in ieder geval zeer demonstratief doen alsof. Verschillende docenten spelen met hun mobieltje. Docenten, het zijn toch net leerlingen! Wat doet dit met mij? Ik voel plaatsvervangende schaamte. Ik zie ineens waar het probleem ligt. Verandering is eng, je weet niet wat je moet verwachten. Veel mensen durven de verandering niet aan, stoppen liever hun kop in het zand. Verzinnen allerlei excuses waardoor verandering echt niet mogelijk is. Verschuilen zich achter het systeem. Jammer. Maar verandering begint bij jezelf, dus ik ga mij niet verschuilen. Ik ga de uitdaging aan!


Meer info:

http://www.ruudveltenaar.nl/
http://www.biomimicrynl.org/
http://amsterdammakerfestival.nl/over/maker-movement/